Oppervlakte: 947.300 km2 (28x Nederland).
Hoofdstad: Dar es Salaam.
Aantal inwoners: 41 miljoen.
Aantal inwoners per km2: 42.
Grootste godsdienstige groepen (op het vasteland): – 35% moslims, – 30% christenen en – 35% aanhangers van traditionele godsdiensten. In Zanzibar is vrijwel de hele bevolking islamitisch.
Officiële talen: Engels en Swahili. In Zanzibar spreken veel mensen Arabisch.
Grootste bevolkingsgroepen: op het vasteland van Tanzania bestaat 95% van de bevolking uit Bantoes. Deze groep is verdeeld in meer dan 100 stammen. In Zanzibar is een groot deel van de bevolking van (gemengd) Arabische afkomst.
Buurlanden: Kenia, Oeganda, Democratische Republiek Congo, Rwanda, Burundi, Malawi, Zambia en Mozambique.
|
|
Nationale feestdag:
Dag van de Eenheid (Union Day) op 26 april.

Klimaat: Tanzania heeft een tropisch klimaat aan de kust en een gematigd klimaat in hooggelegen gebieden. In het oosten en zuiden van het land valt veel regen, naar het noordoosten toe steeds minder. Er is een regentijd van november tot mei en een droge tijd van juni tot oktober.
Staatsvorm: constitutionele republiek met een parlementaire democratie. Het parlement bestaat uit één kamer en telt 274 leden. Van die leden worden 232 gekozen en 37 (alleen vrouwen) aangesteld door de president. De vijf overige leden vertegenwoordigen Zanzibar. Ook is er een gekozen president en vice-president. De president is zowel regeringsleider als staatshoofd. In Tanzania heeft iedereen van 18 jaar of ouder kiesrecht. Zanzibar heeft een eigen gekozen president en vice-president. De president leidt een regering die alle binnenlandse zaken in Zanzibar mag regelen. Ook heeft Zanzibar een eigen parlement met gekozen leden. Vijf leden van dat parlement hebben zitting in het parlement van Tanzania.
Geschiedenis
Na het begin van de christelijke jaartelling woonden er onder meer Bosjesmannen in Tanzania. Vanuit het zuiden kwamen Bantoes het land in. Vanaf de 8e eeuw trokken vanuit het noorden Arabieren het land in en in de 13e eeuw veehouders uit Noord-Afrika. Zeelieden en handelaars uit Perzië en India vestigden zich aan de kust. Zanzibar werd toen een belangrijk doorvoerpunt voor de internationale handel. In 1498 kwam de Portugese ontdekkingsreiziger Vasco da Gama in het gebied aan. Daarna kregen de Portugezen de kuststrook in handen. In de 18e eeuw verdreven de Arabieren onder leiding van de sultan van Oman de Portugezen. Vanaf 1841 legden ze in Zanzibar plantages van kruidnagelen aan. Daarna kregen Indiërs de handel in kruidnagelen (en andere kruiden) steeds meer in handen.
Vervolgens probeerden Duitsland en Engeland Tanzania (en aangrenzende gebieden) in handen te krijgen. Uiteindelijk kreeg Duitsland het gebied in zijn macht. Wel bleven Zanzibar en de kuststrook van Tanganyika onder het bewind van de sultan van Oman. Door gezamenlijk optreden van Duitsland en Engeland kwam daar een eind aan en werd Zanzibar en een ander eiland, Pemba, Engels bezit.
De Duitse bestuurders legden in Tanganyika een spoorlijn aan van de kust naar de Kilimandjaro om het gebied te ontsluiten. Ook legden ze plantages aan met koffie en sisal, een gewas waar touw en vezels van worden gemaakt (inmiddels is sisal verdrongen door nylon en andere kunstvezels). Ze dwongen boeren op die plantages te werken. In het zuiden dwongen de bestuurders boeren katoen te verbouwen. Dat leidde in 1905 tot de Maji Maji-opstand onder de bewoners (maji = water).
sisal
Tijdens de Eerste Wereldoorlog vochten Engeland en Duitsland tegen elkaar, ook in Tanganyika (en andere delen van Oost-Afrika). Engeland won de oorlog en kreeg Tanganuika in zijn macht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog dwongen de Engelse bestuurders boeren rubber en sisal te verbouwen. Die grondstoffen had Engeland nodig voor de oorlog. De boeren kwamen hiertegen in verzet. Ook stedelingen in onder meer Dar es Salaam begonnen zich te verzetten tegen de Engelse bestuurders. Na de oorlog groeide het verzet. In 1954 richte één van de verzetsleiders, Julius Nyerere, de politieke partij Tanganyika African National Union of TANU op. In 1960 stemden de Engelse bestuurders erin toe dat er in Tanganyika verkiezingen werden gehouden. Die werden gewonnen door de TANU en Nyerere kreeg de leiding over Tanganyika. Op 9 december 1961 riep hij de onafhankelijkheid van Tanganyika uit. Zanzibar werd onafhankelijk op 19 december 1963. Op 26 april 1964 werden Zanzibar en Tanganyika samengevoegd tot het huidige Tanzania. Wel bleef Zanzibar in grote mate autonoom.
Nyerere erfde een land waar Indiase, Arabische en blanke plantagehouders hun arbeiders hard lieten werken voor een karig loon. Daar wilde hij een einde aan maken door een Afrikaans socialisme in te voeren. Hiertoe liet hij de beroemde Ujamaa-dorpen oprichten. “Ujamaa” is Swahili voor “familiezin”. Het waren gemeenschappen van mensen die met elkaar leefden en werkten, voor elkaar zorgden en zo in hun eigen onderhoud voorzagen. Ze hadden eigen scholen, ziekenhuizen en andere sociale voorzieningen. Deze dorpen waren een voortzetting van de familiegemeenschap waarin Afrikanen ieder eigen taken hadden en alle grond en andere bezittingen van de gemeenschap gezamenlijk beheerden. Ook nationaliseerde Nyerere banken en andere bedrijven in Tanzania.
Het beleid mislukte waardoor de economie hard achteruit ging. Één van de oorzaken was dat boeren in kleine dorpen niet bereid bleken om te verhuizen naar een groter Ujamaa-dorp omdat ze hun geboortegrond niet wilden verlaten. Om de economie weer op poten te zetten, probeerde Tanzania steeds meer buitenlandse deviezen te verdienen door koffie, katoen, tabak en andere exportgewassen te telen en uit te voeren. De slechte toestand van de economie deed Nyerere in 1985 besluiten om terug te treden. Zijn opvolgers voerden op aandringen van het IMF en de Wereldbank steeds meer de vrije markt in. Ook verkochten ze staatsbedrijven. De economie krabbelde op.
De TANU was de enige politieke partij. Toch kon je niet van een autoritair bewind spreken want de burgers hadden veel inspraak. In 1995 kreeg het land een democratisch bestuur. Voor het eerst mochten meerdere partijen aan het landsbestuur meedoen.
Productie en handel Tanzania is lid van de Afrikaanse Unie, een tegenhanger van de Europese Unie. Daarnaast is Tanzania lid van enkele andere organisaties die met productie, landbouw en internationale handel te maken hebben:
- EAC (East African Community)
- Food and Agriculture Organisation (Verenigde Naties)
- Organisatie van Afrikaanse Staten
- Internationaal Monetair Fonds
- UNCTAD
- Wereldhandelsorganisatie WTO
Het land voert vooral goederen uit naar China, India, Nederland (een EU-land) en Duitsland (ook een EU-land). Het gaat dan vooral om goud, koffie, cashewnoten en katoen. Tanzania voert vooral goederen in uit China, Kenya, Zuid-Afrika en India. De belangrijkste invoerproducten zijn kant-en-klare producten uit fabrieken, machines en transportmiddelen.
Rijk en toch arm: Tanzania is rijk aan tin, fosfaat, ijzererts, steenkool, diamanten en andere edelstenen. Uit rivieren is veel waterkracht te winnen waar stroom mee opgewekt kan worden. Vooral het binnenland van Tanzania is aantrekkelijk voor toeristen. In natuurparken als de Serengeti kunnen ze zien hoe olifanten, leeuwen en andere dieren in het wild leven. Een beroemde trekpleister is de bij de Serengeti gelegen Kilimanjaro. Dat is een uitgedoofde vulkaan van bijna 6 kilometer hoog. Hoewel deze berg vlakbij de evenaar ligt, is de top ervan altijd met sneeuw bedekt. Ten slotte is zoet water in ruime mate voorhanden. Rondom de Kilimanjaro liggen drie van de grootste zoetwatermeren ter wereld: het Victoriameer, het Tanganyikameer en het Nyasameer.
Toch zijn er maar weinig landen in de wereld waar mensen gemiddeld nog minder verdienen dan in Tanzania. Het IMF, de Wereldbank en donorlanden helpen Tanzania om de economie te moderniseren en de armoede te bestrijden. Één van de belangrijkste donorlanden is Nederland.
Landbouw, de motor van de Tanzaniaanse economie: Tanzania heeft weinig grond die geschikt is voor akkerbouw. Het overgrote deel van het land wordt ingenomen door savanne, geschikt voor extensieve veeteelt. Veeboeren met hun dieren zijn onder meer te vinden in de Ngorongoro-krater. Meestal is het niet moeilijk om aan redelijk of goed schoon water te komen, want grondwater zit niet diep onder de grond. Plattelandsbewoners, meestal zijn dat mannen, slaan putten om dat water uit de grond te halen voor hun akkers en voor hun familie. De regering laat ook diepere putten slaan met pompen om water uit de grond te halen. Wel gaan die pompen op den duur stuk. Dan blijken er geen onderdelen te zijn om ze te maken. Of gebruikers van de pompen zijn niet bereid om de te (laten) repareren. In beide gevallen zijn plattelandsbewoners aangewezen op water dat minder schoon is en waar ze ziek van kunnen worden. Vooral water uit vijvers en rivieren is gevaarlijk; daar krijgen mensen diarrhee of een andere infectieziekte van.
Om hieraan wat te doen heeft de regering het volgende bedacht: ze moedigt plattelandsbewoners aan om aan te sluiten bij een Water Gebruikers Groep. Dat is een groep van 20-30 mensen die gezamenlijk een pomp in eigendom hebben. De leden van de groep betalen voor het water dat de pomp uit de grond haalt. Het geld voor dat water gaat in een potje van de groep. Als de pomp het niet meer doet, koopt de groep onderdelen en repareert de pomp zelf of laat de groep een monteur komen die de pomp repareert.
Soms is er te weinig water omdat het lange tijd weinig of niet regent. Weilanden en akkers verdorren. Veehouders slachten een deel van hun veestapel om aan voedsel te komen en omdat er niet voor al hun dieren voldoende te eten is. Dan weer valt er tijdens de regentijd zóveel neerslag dat er overstromingen ontstaan met alle gevolgen van dien.
Ondanks de beperkingen en de grillen van het klimaat is landbouw het voornaamste onderdeel van de economie. Niet minder dan 80% van de beroepsbevolking verdient er de kost mee, van het Bruto Binnenlands Product van het land komt 27% voor rekening van de landbouw en landbouwproducten maken 85% uit van de totale uitvoer. De belangrijkste producten van de landbouw zijn koffie, sisal, thee, katoen, cashewnoten, tabak, mango’s, cassave, bananen, fruit en groenten. Van deze producten zijn mango’s en cassave inheems, de andere zijn dat niet.
Tijdens het bewind van Nyerere kregen boeren vaste lage prijzen voor hun koffie, katoen en andere landbouwproducten. Na zijn aftreden in 1985 en op aandringen van het IMF en de Wereldbank kwam daar een einde aan. De prijzen van de landbouwproducten werden afhankelijk van vraag en aanbod op de wereldmarkt. Het werd voor boeren aantrekkelijker om gewassen te verbouwen voor de wereldmarkt waardoor ze minder tijd en middelen aanwendden om voedsel te maken voor hun gezin. Daardoor groeide er op het platteland een tekort aan voedsel. Ook werden eigenaren van plantages rijker en kleine boeren armer.
|