Bangladesh hoort net als Tanzania tot de 25 armste landen van de wereld.
Het land is viermaal zo groot als Nederland en er wonen zo'n 133 miljoen mensen. In dit land speelt de ongelijkheid tussen man en vrouw nog een grote rol, ook in de gezondheidszorg. Zo is de sterfte in veel leeftijdsgroepen onder vrouwen groter dan onder mannen. De hogere sterfte onder meisjes dan onder jongens laat zien dat veel arme gezinnen jongens voortrekken als het gaat om beschikbaar voedsel, verzorging en medicijnen. In tijden van schaarste, zoals tijdens een hongersnood, gaan er dan ook meer meisjes dood dan jongens.
Over de gehele linie gaat het de afgelopen 20 jaar beter, maar nog steeds gaat het met de gezondheid van mannen en jongens beter dan met die van vrouwen en meisjes.
Armoede leidt ook in Bangladesh tot slechte gezondheid. Bangladesh is nog een overwegend agrarisch land, waar 80% van alle mensen voor een landheer werkt en zelf maar een klein stukje grond heeft waar maar net of niet genoeg verbouwd kan worden om het gezin te voeden. Meer dan de helft van alle dorpskinderen lijdt aan ondervoeding. In Bangladesh is er maar één dokter op zo'n 6.000 mensen en één ziekenhuisbed voor zo'n 3.000 mensen. Er zijn nog minder verpleegkundigen dan artsen met als gevolg dat veel kinderen niet worden ingeënt. Zo'n 10% van alle zuigelingen sterft (in Nederland is dat zo'n 0,7%). Er sterven elk jaar ook twintigduizend vrouwen tijdens de zwangerschap of de geboorte van hun kind. Veel vrouwen schakelen bij problemen geen arts in, omdat deze meestal een man is.
De meeste arme gezinnen beschikken niet over drinkwater en komen nooit in een kliniek. Als de oogsten slecht zijn, vallen daar de eerste slachtoffers.
Ook het eten is eenzijdig: rijst, hoe meer hoe liever, met een scherpe saus. Geld voor vlees of vis is er doorgaans niet. Het eten van bladgroente (goed voor vitamine A) doen de Bengalen (zo heten de inwoners van Bangladesh) maar zelden. En zoals gezegd: vrouwen (ook zwangere!) eten minder dan mannen, meisjes krijgen minder dan jongens. Bangladesh is een van de weinige landen ter wereld waar mannen gemiddeld langer leven dan vrouwen en waar er meer mannen dan vrouwen zijn (106 tegenover iedere 100 vrouwen). In bijna alle andere landen van de wereld is dat andersom.
Toch is er vooruitgang zichtbaar: steeds meer gezinnen gebruiken latrines, schoon water en het aantal ingeënte kinderen neemt toe. Kindersterfte wordt teruggedrongen door het geven van voorlichting over basisgezondheidszorg en gezonde voeding en de aanleg van waterleiding of waterpompen en sanitaire voorzieningen probeert men de kindersterfte terug te dringen.
Water
In Nederland vinden we het de gewoonste zaak van de wereld dat er schoon water uit de kraan komt, als je die opendraait. Gemiddeld gebruiken we in Nederland zo'n 135 liter leidingwater per persoon. Hiervan gebruiken we maar 6 liter als echt drinkwater. Het overgrote deel wordt gebruikt voor de persoonlijke hygiëne, de was, het doorspoelen van de wc en het besproeien van de tuin. Terwijl planten het ook heel goed doen met regenwater. In Bangladesh beschikken de mensen maar over 12 liter water per dag, nog geen 10% van wat wij gebruiken.
Water in Bangladesh is essentieel voor landbouw, visvangst en transport. Bangladesh beschikt over 80.000 km2 viswater: dat is ruim twee keer de oppervlakte van Nederland. Maar vis is niet alleen van belang als voedselbron, het is ook een belangrijk exportproduct. Daarnaast worden de rivieren ook veel gebruikt als transportweg. Bangladesh beschikt over 8.400 km bevaarbare waterweg, tweederde daarvan kan het hele jaar gebruikt worden.
Maar iedere Bengaal weet het: water is je beste vriend en tegelijk je grootste vijand. Elk jaar zijn er tropische stormen of cyclonen die het water opzwepen tot metershoge golven. Deze vloedgolven kunnen 5 tot 6 meter hoog worden en hebben zoveel kracht dat ze dijken tot een hoogte van 17 meter kunnen overspoelen. Het zoute water kan rijstvelden tot 200 km in het binnenland bereiken, waardoor oogsten mislukken. Elke overstroming heeft dus gevolgen voor het dagelijks leven en inkomen van veel mensen.
Ondanks de overvloed aan water hebben veel mensen in Bangladesh geen toegang tot schoon drinkwater of goede sanitaire voorzieningen. Veel drinkwater is vervuild omdat mensen maar één waterbron hebben en dit water onder andere gebruiken voor het baden van vee, het wassen van kleren en als drinkwater.
Bovendien is veel drinkwater vervuild met arsenicum, een zeer giftige stof. Omdat bijna alle mensen grondwater gebruiken als drinkwater, lopen veel mensen het risico om vergiftigd te worden. Deze vervuiling komt waarschijnlijk door de samenstelling van de bodem en de grote hoeveelheid water die onttrokken wordt aan de bodem. Watersnood en vervuilt water bedreigen de gezondheid van veel Bengalen: longontstekingen, tuberculose, malaria zijn het meest voorkomend ten gevolge van vervuild water.
Geboortebeperking
In de gezondheidszorg van Bangladesh ligt de nadruk op geboortebeperking. Dat ging in het verleden nogal eens weinig subtiel in zijn werk. De regering gaf hoge geldpremies voor sterilisatie, zowel aan patiënten als aan het medisch personeel. Veel verpleegkundigen zetten mensen die voor iets anders in een ziekenhuis kwamen onder druk om zich te laten steriliseren om zo de premie in ontvangst te kunnen nemen. Mensen werden voorgelogen of zelfs bedreigd en velen die zich onder druk lieten steriliseren hadden daar later spijt van. Er was ook grote kritiek op het feit dat de oorzaken van veel kinderen krijgen, armoede en kindersterfte, niet werden aangepakt.
Feiten en cijfers
Geneesmiddelenwet
Bangladesh was lange tijd uniek in de wereld via zijn geneesmiddelenwet.
Ontwikkelingslanden zijn aantrekkelijk voor veel westerse geneesmiddelenfabrikanten. Zij hebben nauwelijks wetten die de verkoop van medicijnen aan banden leggen. De consumenten zijn minder kritisch dan in het westen. De mensen zijn vaak ziek en hebben veel medicijnen nodig.
Een arm land als Bangladesh kon die dure westerse medicijnen niet betalen. In opdracht van de regering onderzocht een commissie hoeveel medicijnen er op de markt waren in Bangladesh. Dat waren er meer dan vierduizend, geleverd door acht westerse bedrijven waaronder Organon uit Nederland. Van die vierduizend werden 1700 medicijnen op een zwarte lijst gezet, omdat ze niet hielpen of zelfs schadelijk voor de gezondheid waren. Anderen werden als te duur voor het land beschouwd. De commissie stelde bovendien een lijst op van de 45 meest belangrijke medicijnen en gaf een fabriek (Gonoshasthaya Pharmaceuticals) de opdracht deze medicijnen voortaan zelf te produceren. Van patenten van andere fabrikanten en van de protesten uit het westen, waaronder van Nederland, trok de regering zich niets aan. De fabriek produceert nog steeds onder meer aspirine, paracetemol, tetracycline en penicilline, die verkocht worden voor een prijs die veel lager ligt dan die van westerse fabrikanten.
Nederland en Bangladesh
Het Bengaalse ministerie van volksgezondheid heeft in het Health and Population Sector Programme (gezondheids- en bevolkingsprogramma) en in het National Nutricion Programme (= nationale voedingsprogramma) aangegeven hoe ze de gezondheid en het welzijn van haar bevolking wil verbeteren. Hierbij is in het bijzonder gekeken naar de situatie van vrouwen, kinderen en armen. Samen met andere donoren steunt Nederland de ontwikkeling en uitvoering van deze plannen. Dit gebeurt via zogenaamde basketfunding: de donorgelden komen in één pot terecht. De Bengaalse overheid besteedt dit geld, samen met haar eigen bijdragen voor de financiering van de programma’s.
Groningse chirurgen actief in Bangladesh
Waar een tv-documentaire al niet toe kan leiden. De heer Jan Bosman, oud-directielid van het Martini Ziekenhuis te Groningen, zag in 1998 een reportage van 2Vandaag over de verminking door zoutzuur van - vooral - vrouwen in Bangladesh. Het is een vorm van wraak door mannen die zich in hun eer aangetast voelen. Natuurlijk is dit verboden, maar oude gebruiken roei je met een verbod niet zomaar uit. De schatting is dat er per jaar zo'n duizend jonge mensen op deze manier voor het leven verminkt worden.
Bosman nam contact op met de directie van het Monowara Ziekenhuis in Dhaka, de hoofdstad van Bangladesh. Dat Monowara Hospital heeft een bijzondere geschiedenis. Het is gesticht door de weduwe en zonen van een rijke textielfabrikant. Deze man kreeg kanker en liet zich behandelen in het buitenland, omdat er in Bangladesh zelf geen goede behandeling mogelijk was. Hij droeg zijn vrouw en zonen op na zijn dood alsnog een goed ziekenhuis te beginnen.
Uit Bosmans contact met het Monowara groeide een relatie tussen het hospitaal en de ziekenhuizen in Groningen, en sinds een paar jaar gaan Nederlandse chirurgen naar Dhaka om te opereren. Willem Nugteren is een van die chirurgen uit Groningen. Hij is al een paar keer naar Bangladesh geweest om hulp te verlenen. Die hulp bestaat uit een strak operatieprogramma voor patiënten met huidverminkingen door de zoutzuur-wonden.
Voor en na de aanval met zoutzuur
Wondinfecties
In een ziekenhuis in derdewereldlanden heb je zo'n zestig tot zeventig procent kans op wondinfecties, zegt Nugteren. Dat geldt ook voor Bangladesh. "De directie van het Monowara Hospital wilde vanaf het begin, in 1990, goede zorg geven. Een paar jaar geleden was hun directeur met twee verpleegkundigen in Groningen om van onze ziekenhuishygiënistes te leren wat je moet doen om infecties te voorkomen." Het Martini Ziekenhuis heeft een gespecialiseerde afdeling voor brandwonden. Juist op die afdeling vormt infectie een extra groot gevaar. "Je moet patiënten met brandwonden heel steriel behandelen. Door het hanteren van protocollen en regels die het Monowara Hospital van ons ziekenhuis heeft overgenomen, is de kans op infectie daar gedaald naar drie procent! En bij hygiëneregels mag je gerust ook denken aan heel eenvoudige, zoals handen wassen voordat je een wond gaat verbinden."
Jan Bosman heeft indertijd geholpen bij de opbouw van het ziekenhuis, met steun van het ministerie van buitenlandse zaken. "Jan nam contact op met de directie van het Monowara Hospital naar aanleiding van die tv-documentaire in 2Vandaag", vertelt Nugteren. "De directie bood aan mee te werken aan een behandeling van deze verminkte mensen. In 1999 vertrok Bosman met de plastisch chirurg P. Robinson van het Academisch Ziekenhuis Groningen naar Dhaka. In 2001 vroegen ze mij om mee te gaan. Ik ben als chirurg ook verbonden aan het brandwondencentrum van het Martini Ziekenhuis. Zoutzuur veroorzaakt dezelfde soort wonden en verminkingen als brandwonden, dus ik ken de problematiek. Bovendien heb ik als arts ervaring in Tanzania, waardoor ik het opereren met beperkte middelen wel gewend was."
'Infection Control'
De zorg in Bangladesh is steeds beter en uitgebreider geworden. "De overheid was natuurlijk op de hoogte van onze komst. Ze waren nieuwsgierig geworden naar de goede resultaten in het Monowara Hospital", vertelt Nugteren. "Ze wilden dat het Academisch Ziekenhuis van Dhaka dezelfde kwaliteit zorg zou gaan leveren. Daarom is een programma ontwikkeld om ook daar de hygiëneprotocollen en regels uit te leggen, via de cursus Infection Control. Er gaan nu regelmatig docenten verpleegkunde van de Academie voor Gezondheidszorg uit Groningen naar Bangladesh om uitleg te geven. Zo ondersteunen en stimuleren zij daar de verpleegkundigen het geleerde in hun ziekenhuis in praktijk te brengen. Op die manier wordt de verpleging steeds deskundiger. Nu doen al 26 ziekenhuizen in Bangladesh mee aan het project."
"We hebben gehoord dat in Bangladesh deze afschuwelijke vorm van wraakneming nu vaker in de publiciteit komt. Daardoor durven verminkte vrouwen ook zelf op kleine schaal acties te ondernemen. Zij bezoeken bij voorbeeld lotgenoten. Ze vechten voor meer steun in de politiek en voor strengere straffen voor de daders. Uiteindelijk helpt zo'n tv-documentaire misschien toch mee om dit wreed en zinloos volksgebruik uit te roeien."