Tienray ligt op de weg tussen Venlo en Venray in Noord-Limburg. Tienray telt nu rond de 1100 inwoners. In 1945 waren dat er nog maar 350. In dit kleine dorp en omringende buurtschappen hebben in 1943 en 1944 maar liefst 123 joodse kinderen ondergedoken gezeten.
Monument dat verwijst naar de 123 joodse kinderen aan het Hanna van de Voortplein in Tienray
De kinderen kwamen voor het merendeel uit de crèche van de Hollandse Schouwburg in Amsterdam. Daar werden joden bij elkaar gebracht voor de deportatie naar Westerbork.
Hanna van de Voort en Nico Dohmen
In totaal heeft de Amsterdamse Studentenverzetsgroep van Piet Meerburg zo’n 350 joodse kinderen uit de crèche gesmokkeld en ongeveer een derde kwam via de Tienrayse kraamverzorgster Hanna van de Voort en de ondergedoken Nijmeegse student Nico Dohmen terecht in Tienray.
De kinderen waren zogenaamd wees geworden bij het bombardement in Rotterdam van 14 mei 1940. De kinderen kregen een andere, niet-joodse naam en een ander identiteitsbewijs. Ze moesten doen alsof ze katholiek waren en gingen gewoon naar de lagere school en naar de kerk.
Veel Tienrayse gezinnen kregen er ineens een Amsterdams broertje of zusje bij. Hoe vonden de Tienrayse kinderen dat? Ze zijn geboren tussen 1919 en 1941 en nu bejaard. Negen van hen vertellen over wat ze hebben meegemaakt en hoe het met hun pleegbroertje of -zusje is afgelopen. Eén joods pleegkind (Max) vertelt over zijn eigen ervaring als onderduiker in Blitterswijck bij Tienray.
Opdracht:
In de documentaire en in de interviews vertellen de ‘eigen’ kinderen op de onderduikadressen hoe ze het destijds ervoeren dat ze hun ouders moesten delen met de jonge joodse onderduikers die in hun gezin als huisgenoot werden opgenomen.
We verdelen de klas in acht groepen. Elke groep bekijkt één interview:
(groep 1) interview met Maria van de Rijt-Geffen
(groep 2) interview met Harry Dietz
(groep 3) interview met Truus Mooren-Poels
(groep 4) interview met Bets Küppers
(groep 5) interview met Joos Baten
(groep 6) interview met Anny Bindsbergen
(groep 7) interview met broer en zus Bartels
(groep 8) interview met Annet Gommans-Verstappen
Elke geïnterviewde vertelt over het pleegkind of de pleegkinderen bij hem of haar in huis.
Zorg dat je er achter komt welk pleegkind/welke pleegkinderen bij ‘jouw’ geïnterviewde in huis zat. Noteer als dat kan: de echte voornaam, de echte achternaam, de schuilvoornaam, de schuilachternaam.
We geven een voorbeeld: bij de familie de Swart is een kind ondergedoken. Zijn echte voornaam is Salomon. Zijn echte achternaam is Schrijver. Zijn schuilvoornaam is: Max. Zijn schuilachternaam is eerst de Groot. Later wordt dat de Swart.
In het schema hieronder zie je hoe dat er uit ziet.
Ondergedoken bij: | echte voornaam | echte achternaam | schuilvoornaam | schuilachternaam |
familie de Swart | Salomon | Schrijver | Max |
de Groot (eerst) de Swart (later) |
Maria van de Rijt | ||||
Harry Dietz | ||||
Truus Mooren-Poels | ||||
Bets Küppers | ||||
Joost Baten | ||||
Broer en zus Bartels | ||||
Annet Gommans-Verstappen | ||||
Annet Gommans-Verstappen |
Voor het tweede deel van de opdracht kruip je in de huid van één van de ondergedoken kinderen. Net als Anne Frank houd je een dagboek bij. Beschrijf voor jouw dagboek de belevenissen van één dag in 1943 of 1944. Je mag zelf bepalen wat je belangrijk genoeg vindt voor je dagboek. Als je wilt kun je er een tekening bij maken.