Bovenstaand affiche hangt in veel klaslokalen in Oeganda. De kinderen van Oeganda leren aan de hand van het geïllustreerde alfabet lezen en schrijven. Je zou het kunnen vergelijken met de leesplankjes die vroeger in Nederland gebruikt werden.
Schoolkinderen
Ze staan vroeg op.
Ze lopen snel
met boeken in de hand,
zo komen ze op school aan.
Ze leren hun lessen,
ze leren lezen en schrijven,
ze zijn gelukkig!
Ze spelen,
ze lachen,
ze zijn ondeugend.
Ze praten luid,
ze verbergen zich snel,
ze zijn zo slim.
Ze leren snel,
ze luisteren stil,
ze wachten vol spanning af,
ze zijn geweldig.
Sabra Kasozi
Trots laat de achtjarige Sabra ons zijn gedicht lezen. Omdat Oeganda een groot tekort aan schoolboeken heeft, schrijven de kinderen van de Kitante Basisschool hun eigen teksten. De gedichten en verhalen worden op het bord gehangen. Goede teksten worden elke vrijdag op de schoolbijeenkomst voorgelezen. De beste gedichten en verhalen worden gebundeld in een boekje. Die boekjes worden gebruikt om andere kinderen te leren lezen en schrijven.
Hoe anders ging het er vroeger aan toe; niet dat er toen wel schoolboeken waren. Nee, maar het leren zèlf ging heel anders. Joshua Lwanga Ssentongo weet wat het betekent om zonder schoolboeken te zitten: "Ik heb het op de moeilijke manier geleerd, denk ik. Boeken waren er niet. Wij werden niet aangemoedigd om zelf iets te bedenken. De leraar schreef woorden en zinnen op het bord. Als we met de hele klas die woorden en zinnen, vaak dezelfde, hardop hadden gelezen, werd het bord weer uitgeveegd. Nu ik zelf leraar ben, weet ik dat dat geen goede manier is om te leren."
Het zelf maken van boekjes heeft nog een tweede voordeel. "Als kinderen iets schrijven dat in een boek wordt gepubliceerd, geeft het ze iets om trots op te zijn", aldus Joshua. "Ze kunnen naar hun ouders gaan en zeggen:
'Mama, papa, hebben jullie mijn boek gezien?' Dat gebeurt niet met kinderen die woorden leren vanaf het schoolbord."
Onderwijs een luxe?
Sabra vindt het heerlijk om naar school te gaan. Helaas is dat niet voor ieder Oegandees kind weggelegd. In Nederland gaat (vrijwel) ieder kind naar school (= 99,99%). In Oeganda gaan zes van de tien kinderen naar de basisschool (= 60%) en maar twee van de tien kinderen gaan naar het voortgezet onderwijs (= 20%). De meeste ouders kunnen het schoolgeld niet betalen. In Nederland is het onderwijs gratis. Leerlingen in het basisonderwijs krijgen de boeken gratis te leen. Alleen in het voortgezet onderwijs moeten de ouders de boeken zelf betalen.
Het Ministerie van Onderwijs geeft jaarlijks 34 miljard gulden uit aan onderwijs, onder meer aan gebouwen en salarissen van leraren. In Oeganda heeft de regering voor gratis onderwijs geen geld. Voor onderwijs en gezondheidszorg samen is niet meer dan 200 miljoen gulden beschikbaar. De regering van Oeganda betaalt maar een kwart van de onderwijskosten. De ouders van de leerlingen betalen de rest. Ze betalen mee aan een nieuw dak voor de school, de schoolboeken en het salaris van de onderwijzer.
De ouders betalen schoolgeld en 'OLA'-gelden (Ouders-Leraren Associatie). De regering stelt de hoogte van het schoolgeld vast: voor kinderen in de groepen 1 tot en met 3 vijftien gulden per jaar en voor kinderen in de groepen 4 tot en met 7 vierentwintig gulden (de basisschool telt 7 groepen). De 'OLA'-gelden worden vastgesteld door de plaatselijke vereniging van ouders en leerkrachten. De hoogte daarvan verschilt van school tot school en varieert van zestig tot driehonderd gulden per jaar. Dat zijn forse bedragen, als je weet dat het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking niet meer driehonderd gulden per jaar bedraagt. De kosten voor lessen op het voortgezet onderwijs liggen nog hoger.
Een schooltje van golfplaten; de kinderen moeten een schooluniform aan.
Gevolgen
Rijke ouders kunnen hun kind goed onderwijs aanbieden. Zij zoeken een school uit met hoge OLA-gelden, waar de beste leraren werken en alles goed geregeld is.
De armere ouders blijven zitten met slechte leraren en slechte scholen. Scholen die vaak maar enkele boeken hebben, waar honderd kinderen in één klas zitten, waar tafels en stoelen ontbreken en waar soms niet eens een dak op zit. Die ouders vragen zich elk jaar af: "Welke van mijn kinderen kan ik naar school laten gaan?".
Vaak brengen boeren op het platteland voedsel mee voor de onderwijzers, als vervanging of aanvulling op het schoolgeld. Ouders bouwen mee aan schoolgebouwen om zo de kosten te drukken. Kinderen proberen zelf hun schoolgeld bij elkaar te verdienen. Toch kunnen veel ouders het schoolgeld niet betalen. En wie zijn de eersten die uit school worden gehouden door de ouders?: de meisjes. Van hen wordt eerder verwacht dat ze thuisblijven om mee te werken op het land of om voor jongere broertjes en zusjes te zorgen. Jong trouwen of zwanger raken zijn ook redenen waarom minder meisjes naar school gaan. Zoals een vader zegt:
"Onderwijs voor meisjes is geldverspilling, want ze trouwen en dan zijn ze weg." Meer dan de helft van de meisjes en vrouwen ouder dan tien jaar kan niet lezen of schrijven. Bij mannen is dat maar eenderde. Gelukkig vinden steeds meer mensen het belangrijk dat hun kinderen, ook de meisjes, goed onderwijs krijgen. Luister maar naar het volgende verhaal:
Mevrouw Najuko Zainab woont in het dorpje Kiwatule, acht kilometer ten oosten van Kampala. Ze is 40 jaar en heeft vijf kinderen die naar school zouden moeten gaan. Haar man heeft haar twee jaar geleden verlaten en weigert bij te dragen aan het levensonderhoud van de kinderen. Haar inkomen haalt ze uit een klein stukje land. Het schoolgeld in Kiwatule bedraagt twintig gulden voor de eerste groep, veertig gulden voor de vierde groep en zestig voor de zevende groep. Het is voor haar bijna onmogelijk het schoolgeld voor alle vijf kinderen op te brengen. Toch is het geen luxe school waar haar kinderen naar toe gaan. Er zijn te weinig klaslokalen, waardoor de kinderen vaak buiten les krijgen onder een boom, en lesmateriaal en schriften zijn er nauwelijks. Mevrouw Zainab heeft zelf niet meer dan drie jaar lagere school gehad. Haar kinderen moeten absoluut meer bereiken, en juist ook de meisjes, zo vindt ze. Zo zal er alles aan doen om haar kinderen zolang mogelijk naar school te kunnen sturen.
Bijbaantjes
De leraren verdienen zo weinig dat het lesgeven voor velen maar een bijbaantje is. De juf van de eerste groep van de lagere school in Pakwach, een dorp in het noordwesten van Oeganda, heeft een vishandel. Verder is ze boerin en geeft ze privé-les aan kinderen van rijkere ouders in het dorp. De meester van de vierde groep heeft een boerderij, is visser en handelt in alles wat los en vast zit. Zijn collega van groep 7 klust bij als vrachtwagenchauffeur. Je begrijpt dat er voor voorbereiden en lesgeven maar weinig tijd overblijft.