Onderwijs wereldwijd

Volgens veel mensen zouden alle kinderen tot 15 of 16 jaar naar school moeten gaan. Maar in veel arme landen zijn er te weinig scholen en is er een tekort aan lesmateriaal. Als het er wel is dan is het meestal verouderd. Veel gezinnen zijn zo arm dat de kinderen ook moeten werken om voldoende geld te hebben voor de dagelijkse levensbehoeften. Wat moeten kinderen doen die een of beide ouders verloren hebben? Wie vangt hen op? Zelfs als de regering of niet-gouvermentele organisaties (NGO's = particuliere organisaties) voor scholen gezorgd hebben in arme gebieden, kunnen veel kinderen geen onderwijs volgen. Andere kinderen willen blijkbaar gaan werken of voelen zich groot genoeg om hetzelfde werk te doen als volwassenen. Uit interviews met kinderen uit Bangladesh blijkt echter dat de grote meerderheid van de kinderen naar school wil en duidelijke ideeën heeft over de waarde van het onderwijs.

Wereldkaart

Ieder land heeft wel een wet waarin staat dat kinderen naar school moeten. Toch gaan er miljoenen kinderen niet naar school. Vaak zijn er te weinig scholen. Of de scholen liggen te ver weg. Soms zitten er wel 100 kinderen in één klas. De kinderen leren hierdoor niet erg veel en blijven dan maar weg. Veel kinderen blijven thuis, omdat hun ouders de school niet kunnen betalen. Veel kinderen in ontwikkelingslanden moeten gaan werken om een deel van het gezinsinkomen te verdienen. Zonder dit geld zouden hele families geld tekort komen en honger lijden.
Maar er zijn ook kinderen die juist moeten werken om hun schoolopleiding te kunnen betalen. Vaak is school en werk moeilijk te combineren. De schooltijden sluiten niet op de werktijden aan. Op het platteland gaan kinderen tijdens de oogst niet naar school. Dan moeten ze hun ouders op het land helpen. Al deze toestanden zorgen ervoor dat 130 miljoen kinderen tussen 6 en 11 jaar niet naar school gaan. Zij kunnen niet lezen en schrijven en houden daardoor hun hele leven een achterstand.
Als ze op hun 15e jaar nog niet kunnen lezen en schrijven vallen ze onder de definitie van analfabeten: alle personen van 15 jaar en ouder, die niet in staat zijn een korte, eenvoudige tekst over het dagelijks leven met begrip te lezen en schrijven.
In de Derde Wereld gaat het niet kunnen lezen en schrijven vaak samen met armoede, honger, ziekte of vereenzaming.

Enkele feiten en cijfers over analfabetisme:

  • Ongeveer 1 miljard mensen van 15 jaar en ouder kan niet lezen en schrijven
  • 98 procent van de analfabeten woont in de ontwikkelingslanden
  • Tweederde van alle analfabeten is vrouw
  • De helft van alle analfabeten woont in China en India
  • Er komen naar schatting 30 tot 50 miljoen analfabeten per jaar bij
  • 7% van de mensen van 15 jaar en ouder is analfabeet

Alfabetisering
Mensen die kunnen lezen en schrijven kunnen zich haast niet voorstellen hoe de wereld van iemand die niet kan lezen eruit zou kunnen zien. Iedere dag zie je tekens, aanplakbiljetten en aanwijzingen om je heen. Je leest ze en je reageert er op een bepaalde manier op. Wanneer je niet zou kunnen lezen, zouden deze tekens je misschien angstig of onzeker kunnen maken. Je zou dan bijvoorbeeld niet weten of ze als waarschuwing of reclame bedoeld zijn.
Je leest om te leren en te weten. Bijvoorbeeld de lesstof in een studieboek, de instructies bij een bouwpakket, informatie in een krant of een brief van iemand die ver weg woont.
Je leest ook voor je plezier: een leuk stripboek, een spannend boek of de ondertitels bij een film op televisie.

Het is ook nuttig dat je kunt schrijven. Bijvoorbeeld als geheugensteun bij het boodschappen doen, het achterlaten van een bericht als je weg gaat, het schrijven van een brief, het ordenen van je gedachten, kruiswoordpuzzels oplossen en aan prijsvragen meedoen.
Om te leren lezen en schrijven moet je moeite doen. Mensen moeten weten dat je er veel voordeel van kunt hebben.
Zo zijn enkele jaren geleden in Nepal alfabetiseringscursussen voor volwassen opgezet. Na enkele lessen komt bijna niemand meer. Men vindt de lessen blijkbaar niet interessant en men ziet er het nut niet van in. Om hier wat aan te doen, zorgen de regering en ontwikkelingsorganisaties voor nieuw lesmateriaal. Er worden nieuwe boeken geschreven over onderwerpen die voor de leerlingen wel interessant en nuttig zijn. Bijvoorbeeld over landbouw, gezondheid en hygiëne in eigen land. Na verloop van tijd worden de lees- en schrijflessen beter bezocht. Als het de mensen duidelijk wordt dat lezen echt praktisch nut heeft, zijn ze meer gemotiveerd om naar alfabetiseringscursussen te gaan.

Enkele verdere voordelen van het onderwijs in lezen en schrijven zijn: de mogelijkheid om de lokale kranten te lezen of boeken van persoonlijk belang en het kunnen lezen en begrijpen van handleidingen of instructies van bijvoorbeeld landbouwmachines, waterpompen, zaaigoed, kunstmest en bestrijdingsmiddelen.
Het blijkt dat mensen die kunnen lezen en schrijven zich gelukkiger voelen en dat hun zelfrespect toeneemt.

Overal op de wereld zijn alfabetiseringsprojecten voor volwassenen. Regeringen proberen op allerlei manieren de mensen hiervoor te interesseren: posters, liedjes op de radio, televisieprogramma's, slagzinnen op kleding enzovoort. In veel landen hebben deze acties succes.

Onderwijs
In het Unicef-rapport State of the World's Children staat ondermeer het volgende over kinderen en onderwijs: ‘Om te voorkomen dat kinderen van school weg blijven, moet het onderwijs van goede kwaliteit zijn en aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Ze moeten bijvoorbeeld leren wat hun rechten zijn, ook op het gebied van arbeid. Daarnaast moeten scholen flexibel zijn en rekening houden met de omstandigheden van leerlingen. Als regeringen, donorlanden en hulporganisaties onderwijs tot een prioriteit maken, kunnen in het jaar 2015 alle kinderen naar school. Daarvoor is zes miljard dollar nodig, slechts één procent van het bedrag dat de wereld uitgeeft aan wapens.'

Wereldwijd krijgen steeds meer kinderen onderwijs. In vijf jaar tijd steeg het aantal kinderen in het basisonderwijs in de ontwikkelingslanden met 50 miljoen naar 545 miljoen. Voor het eerst sinds jaren daalt het aantal kinderen dat in fabrieken of het platteland werkt, of op straat zwerft.
In de ontwikkelingslanden gaan vier van de vijf kinderen van 6 tot 11 jaar naar school. Wel is het nog zo dat de kwaliteit van het onderwijs erg laag is zodat de kinderen in feite te weinig leren. Vooral op het platteland gaan weinig kinderen naar school.
Vaak wonen ze ver van school of moeten ze meehelpen bij de landbouw. In veel landen maakt een derde van de kinderen de basisschool niet af. Zo'n 130 miljoen kinderen krijgen zelfs helemaal geen onderwijs. Ook blijft de positie van meisjes en vrouwen een probleem. De meeste landen spannen zich onvoldoende in om ook aan hen onderwijs te geven.

Volgens artikel 26 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, heeft iedereen recht op onderwijs. Het basisonderwijs dient gratis te zijn en de ouders zijn verplicht om hun kinderen naar het basisonderwijs te sturen. Daarom heeft bijna ieder land in de wereld een wet waarin de leerplicht beschreven staat. De leeftijden voor leerplicht variëren van land tot land. In Nederland moeten kinderen van 5 tot 15 jaar iedere doordeweekse dag naar school.
Als er een leerplicht is, wil dit nog niet zeggen dat alle kinderen naar school gaan. De intentie tot verplicht onderwijs die bijvoorbeeld in de Indiase grondwet is opgenomen, is na vijftig jaar nog steeds niet waargemaakt. De helft van de Indiase kinderen tussen de vijf en veertien jaar gaat niet naar school. Daarnaast is het onderwijs van slechte kwaliteit. De Indiase regering besteedt maar 3,1 procent van het bruto inkomen aan onderwijs. In Nederland is dit 18 procent.

Analfabetisme in Nederland
Ook in Nederland komt analfabetisme voor. Volgens de Stichting Belangenbehartiging Alfabetisering is een op de tien volwassenen analfabeet. Deze stichting noemt iemand analfabeet als hij of zij wel kan lezen en schrijven, maar niet voldoende om zich in de maatschappij staande te houden. Pieter de Graaf is adviseur van deze stichting: "We praten voornamelijk over mensen die wel de lagere school hebben gedaan, maar zonder succes. Helaas zijn er ook mensen in Nederland die hun eigen naam en adres niet kunnen schrijven. Het gaat niet alleen om ouderen, er zijn ook analfabeten van 22, 23 jaar. Tien procent van de kinderen op de basisschool kan het tempo niet bijhouden. Zij lopen daardoor een achterstand op die kan uitmonden in ongeletterdheid."
De stichting gaat analfabeten op verschillende manieren hulp bieden. Bijvoorbeeld door analfabeten te helpen bij het invullen van formulieren. Daarnaast wil de stichting meer aandacht in de media voor de problemen van de analfabeten. Verder wil de stichting dat analfabeten meer mogelijkheden krijgen om basisvaardigheden als lezen, schrijven en rekenen te leren (basiseducatie). Zij probeert dit te verwezenlijken door verzoeken in te dienen bij de Tweede Kamer. De stichting vindt het belangrijk dat de analfabeten met elkaar in contact komen. Daarvoor heeft de stichting onder andere een eigen Internet-pagina. Maar is http://www.dse.nl/~abc/ niet wat lastig voor een analfabeet? Pieter de Graaf: "Nee, dat valt mee. Hij of zij heeft natuurlijk wel hulp van een docent nodig om de pagina te kunnen vinden. Maar omdat de letters op het toetsenbord staan is het uitwisselen van berichten heel goed te doen."

Petra Bartelen, een van de bestuursleden van de stichting, was zelf analfabeet. Nu kan ze lezen en schrijven en heeft ze ook de Internet-pagina van haar stichting opgeroepen. "Ik vind het heel spannend. Nog zoveel mensen kunnen niet lezen en schrijven. We moeten hen benaderen, want als ze onderwijs volgen gaat er een nieuwe wereld voor hen open."
Als kind lag Petra vaak in het ziekenhuis. Hierdoor raakte ze achter op school. "En vroeger mocht je dan als je terugkwam achter in de klas gaan zitten kleuren. Ik heb bijna alle klassen twee keer gedaan en ben met mijn veertiende van school gegaan. Toen ik kinderen kreeg kon ik ze niet voorlezen, ik moest de sprookjes uit mijn hoofd vertellen. Ik kon het telefoonboek niet lezen, ik kon de reclame-aanbiedingen bij Albert Heijn niet lezen. Toen kwam een leerkracht van een van mijn kinderen met het idee van basiseductie voor volwassenen. Dat durfde ik niet, maar een kennis heeft me meegesleurd. Ik schaamde me, ik had geen zelfvertrouwen. Maar nu kan ik lezen en schrijven."

Functioneel analfabetisme
Ongeveer 700 duizend vijftig-plussers hebben grote moeite met lezen, schrijven en rekenen. Ze hebben hierdoor problemen met de teksten als belastingformulieren, bankpapieren en gebruiksaanwijzingen. Dit blijkt uit een rapport van het GION (het Gronings Instituut voor Onderzoek van Onderwijs, Opvoeding en Ontwikkeling.) De onderzoekers zijn bang dat de ouderen hierdoor steeds verder buiten de maatschappij komen te staan. Ze pleiten daarom voor meer onderwijs aan ouderen.
Mieke Sanders, directeur van de Stichting Lezen, vindt dit aantal alarmerend. Uit haar gegevens blijkt dat 18 procent van de Nederlanders moeilijkheden heeft met lezen, zeker van langere en moeilijkere teksten. Zij gebruikt in dit verband de term functioneel analfabetisme. Volgens haar bestaat het probleem niet alleen voor ouderen, maar ook voor veel volwassenen. Mensen die niet meer lezen lopen de kans die vaardigheid kwijt te raken. Haar stichting wil het imago van het lezen verbeteren, zodat de mensen met plezier lezen.

Frans Pronk, 70-plusser vindt de resultaten van het GION-onderzoek nergens op slaan: "Wat een onzin, dat onderzoek! Ik geloof er niets van. Ik kan lezen, ook het belastingformulier en de toelichting. Voor het invullen heb ik iemand, al jaren. Met rekenen en schrijven heb ik ook geen moeite. Ja, ik heb soms wel moeite met gebruiksaanwijzingen, vooral van moderne buitenlandse apparaten waarvan de handleiding in het Nederlands is vertaald. Soms volslagen onbegrijpelijk. Dat ligt echt niet aan mij, maar aan de fabrikant."