Een staat voor bewezen diensten
In de Oudheid woonden in Palestina twee volken, de Joden en de Palestijnen. Toen kwam het gebied onder Romeins bestuur en trokken steeds meer Joden uit het gebied weg. Aan het einde van de Middeleeuwen veroverde het Ottomaanse Rijk Palestina.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog vocht Groot-Brittannië tegen, onder meer, het Ottomaanse Rijk en veroverde daarbij Palestina op de Ottomanen met hulp van Palestijnse verzetsgroepen. De Britse regering beloofde toen aan de Palestijnen dat die een eigen staat mochten stichten, als dank voor hun hulp aan Groot-Brittannië tijdens de oorlog.
Brits beleid
In 1920 werden de Britten de baas in het gebied want toen wees de Volkerenbond, voorloper van de Verenigd Naties de Britse regering Palestina als mandaatgebied toe. Toen al woonden er niet meer vrijwel alleen Palestijnen in het gebied.
Al vóór de Eerste Wereldoorlog namelijk waren Joden naar Palestina verhuisd. Die wilden er een eigen staat stichten, een opvolger van het Israël dat in de Oudheid had bestaan. Daar had de Britse regering wel oren naar. De Britse minister van Buitenlandse Zaken Lord Balfour stuurde al op 2 november 1917 een brief (zie zijn brief hiernaast) naar Lord Rothschild, een leider van de Joodse gemeenschap. Hierin stond dat de idee van een Joods Nationaal Tehuis in Palestina door Groot-Brittannië gesteund wordt. Deze brief, bekend geworden als de Balfour Declaration, was bestemd voor de Zionistische Federatie die streefde naar de stichting van de Joodse staat.
Kort na 1920 splitste de Britse bestuurders het mandaatgebied in een deel ten oosten en een deel ten westen van de Jordaan. In Transjordanië, ten oosten van de rivier de Jordaan, het huidige Jordanië, mochten zich geen Joodse immigranten meer vestigen.
Ondertussen kwamen er steeds meer Joden bij, vooral omdat ze in Europa bloot stonden aan discriminatie en vervolging. Die discriminatie en vervolging namen toe toen in Europa het fascisme opkwam. Vermoedelijk vestigden zich ongeveer 400.000 Joden in Palestina..
Deze immigratiestroom deed in Palestina de spanningen tussen Joden en Palestijnen toenemen, niet in het minst omdat Joden steeds meer land opkochten. Om hieraan iets te doen, richtte de Britse regering de Commissie-Peel op. Die moest met beide groepen een oplossing uitwerken voor hun conflict. In juli 1937 stelde deze commissie voor Palestina te delen in een Joodse en een Arabische staat. Dit voorstel werd door de Palestijnen en de Britse regering afgewezen.
In 1939 kwam de Britse regering met het MacDonald White Paper. Hierin stelde de regering voor Palestina niet op te delen in een joodse en Palestijnse staat, maar wel in 1949 zelfbestuur te geven aan het hele gebied. Ook stelde de commissie voor minder Joodse immigranten tot het gebied toe te laten en het kopen van land door oden moeilijker te maken. De gedachte van het Joods nationaal tehuis was zo minimaal mogelijk uitgewerkt. Wel kregen volgens dit voorstel de Palestijnen datgene wat hen door de Britse regering was beloofd, onafhankelijkheid.