ja_mageia

Bron: feiten
Een op de twintig leerlingen voortijdig van school
In het schooljaar 2004/’05 zaten 1,2 miljoen jongeren in het voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs. Een jaar later had ongeveer een op de twintig het onderwijs voortijdig verlaten. Dan hebben we het over zestigduizend jongeren.  

Meeste uitval op mbo
In het mbo is meer voortijdige schooluitval (10 procent) dan in het voortgezet onderwijs (4 procent).

Vooral vmbo’ers haken af
Binnen het voortgezet onderwijs vond de meeste uitval plaats vanuit de laatste twee leerjaren van het vmbo. Daar bedroeg de schooluitval ruim 6 procent. Het gaat vooral om leerlingen die vertraging hebben opgelopen.

Onder allochtonen meer uitval
Het aandeel voortijdig schoolverlaters onder niet-westers allochtonen was met bijna 9 procent hoger dan onder autochtonen. (5 procent)

Twee keer zoveel uitval bij eenoudergezinnen
Leerlingen uit een eenoudergezin vielen relatief vaak voortijdig uit. Met 9 procent was hun voortijdig schoolverlaten bijna twee keer zo hoog als onder leerlingen uit een twee-oudergezin

Minder uitval bij hogere inkomsten huishouden
Over het algemeen is de voortijdige schooluitval lager naarmate het huishouden meer inkomsten uit arbeid en uitkering heeft.



Dit bericht uit 2007 is afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (het CBS) (sterk vereenvoudigd)



De belangrijkste oorzaken voor voortijdig schoolverlaten op een rij:

  1. Situatie thuis: De jongere heeft een onrustig, onprettig of onveilig thuisklimaat
  2. Schoolklimaat: De jongere voelt zich niet thuis op school. Hij wordt wellicht gepest en heeft ruzies met leerkrachten en/of leerlingen.
  3. Schoolprestaties/verkeerde schoolkeuze: De jongere heeft een opleiding gekozen die niet aansluit bij zijn capaciteiten of interesses. Hij ervaart problemen als tegenvallende prestaties, zittenblijven en/of zakken voor het examen.
  4. De jongere heeft een sterke beroepswens en wil zo snel mogelijk aan het werk of hij wil zo snel mogelijk geld gaan verdienen.
  5. Niet-weters: De jongere weet niet wat welke opleiding te gaan volgen.
  6. Zorgverplichting: de jongere heeft (of ervaart) een zorgverplichting. Bijv. jonge moeders, zorg voor partner of mantelzorg.
  7. De jongere heeft geen motivatie en ambities op het vlak van het onderwijs. Hij is bijvoorbeeld gericht op louter plezier maken.
  8. Strafrechtelijke achtergrond: De jongere heeft een licht criminele en/of strafrechtelijke achtergrond (bijvoorbeeld een Halt-straf)

Uit een ROA onderzoeksrapport "Zonder diploma" 2009