In Nederland sterft zelden een kind voor het vijf jaar oud is geworden. Anders gezegd: in Nederland is de kindersterfte laag. Ook moedersterfte komt in Nederland zelden voor. Dat wil zeggen dat maar zelden een vrouw sterft tijdens een zwangerschap of bevalling of binnen 42 dagen na een bevalling. In ontwikkelingslanden zijn kinder- en moedersterfte vaak schering en inslag. Hoe is dat verschil te verklaren?
In ontwikkelingslanden worden veel kinderen en moeders (en andere mensen) het slachtoffer van ziekten die van mens op mens worden overgedragen en daarom gevaarlijk worden genoemd. Bij aids en tbc bijvoorbeeld gebeurt dat rechtstreeks, bij malaria via een mug met parasieten in zijn lijf die deze ziekte verwekken. In Nederland komen deze gevaarlijke ziekten niet of nauwelijks voor.
In Nederland verdient kan iedereen voldoende eten kopen. In ontwikkelingslanden zijn sommige mensen daar te arm voor. Daardoor zijn ze ondervoed. Dat maakt ze vatbaarder voor ziekten. Vrouwen die tijdens een zwangerschap ondervoed zijn, krijgen daardoor een kind dat te licht is en extra vatbaar voor ziekten.
In ontwikkelingslanden worden vooral kinderen ziek omdat ze alleen water kunnen gebruiken waar ziektekiemen in zitten. Ziek worden ze ook omdat ze vaak in aanraking komen met afvalwater op straat waar ziektekiemen in zitten. In Nederland kunnen we altijd schoon water gebruiken en verdwijnt afvalwater in het riool.
In ontwikkelingslanden kunnen vrouwen die een abortus willen vaak alleen terecht bij een kruidendokter of medicijnman. Dan lopen ze grote kans te sterven door complicaties bij de ingreep. Ze gaan naar een kruidendokter of medicijnman omdat ze geen dokter of verpleegkundige kunnen betalen die de ingreep kan doen. In sommige landen is abortus bovendien verboden. Daar mogen medische hulpverleners geen abortussen uitvoeren.
In sommige ontwikkelingslanden moeten vrouwen hun echtgenoot toestemming vragen als ze medische hulp willen krijgen, ook tijdens een zwangerschap of tijdens of na een bevalling. Die toestemming krijgen ze soms niet of te laat en dat kan ze fataal worden.
Kinderen en moeders (en andere mensen) in ontwikkelingslanden kunnen niet altijd de medische hulp krijgen die ze nodig hebben. In Nederland is er een goede infrastructuur van de gezondheidszorg. Hier zijn er voor iedereen voldoende ziekenhuizen, klinieken, hulpposten en huisartsenpraktijken. Ook zijn er voor al die voorzieningen voldoende dokters en verplegers. In ontwikkelingslanden is dat niet altijd het geval. Daardoor zijn mensen vaak uren onderweg voor medische hulp, áls die al te krijgen is.
Geneesmiddelen zoals die tegen aids zijn vaak zó duur dat ze voor veel mensen in ontwikkelingslanden niet te betalen zijn. Daardoor sterven er mensen aan ziekten die goed te behandelen zijn. Dit probleem kennen we in Nederland niet. Er wordt actie ondernomen om dit probleem aan te pakken. Het hiv/aidsfonds van Bill Clinton bijvoorbeeld zorgt er samen met geneesmiddelenfabrikanten voor dat mensen in ontwikkelingslanden goedkope geneesmiddelen tegen aids en malaria kunnen krijgen. In juli 2008 spreekt het fonds met zes Indiase en Chinese bedrijven af dat die hun geneesmiddelen tegen malaria goedkoper maken. Daardoor zakken prijzen voor die geneesmiddelen in landen in Azië, Afrika, Latijns-Amerika en het Caribisch gebied.
De VN hebben zich in 2000 tot doel gesteld om de kindersterfte sterk terug te dringen (millenniumdoel 4) en ook de moedersterfte (millenniumdoel 5). Ook willen ze aids, malaria, tbc en andere gevaarlijke ziekten een halt toeroepen (millenniumdoel 6).
- Voor de bestrijding van aids is het VN-bureau UNAIDS actief.
- UNICEF helpt kinderen aan goede voeding en geneesmiddelen.
- De Wereldgezondheidsorganisatie WHO ent mensen in tegen o.a. mazelen.
- In 1999 wordt Global Alliance for Vaccines and Immunization of GAVI opgericht. Deze organisatie wil kindersterfte helpen tegengaan en de gezondheid van mensen in ontwikkelingslanden beschermen door iedereen de kans te geven om zich in te laten enten. GAVI geeft geld aan de 74 armste landen om bestaande en nieuwe vaccines te kopen. Nederland steunt de GAVI jaarlijks met € 114 miljoen.
- Ten slotte geeft de United Nation Population Fund (UNPF) vrouwen voorlichting over en toegang tot betrouwbare en veilige voorbehoedsmiddelen. Zo kunnen vrouwen zelf bepalen hoeveel kinderen ze willen, wanneer en hoe snel na elkaar.
|