Ontwikkelingslanden kunnen onbeperkt stoffen en kleding exporteren naar het Westen. In 2005 zijn de handelsregels waarmee rijke landen zich beschermden tegen een toevloed van goedkope textiel opgeheven. Komt dan alles in het kledingrek uit China en India? Zeker is dat miljoenen mensen in het ene deel van de wereld hun baan verliezen en dat elders miljoenen voor nog lagere lonen aan de slag gaan. Made in Lithuania, Made in Bangladesh, Made in Bulgaria, Made in China, Made in Turkey. De kleding die te koop hangt in de Amsterdamse Kalverstraat of de Rotterdamse Lijnbaan, van C&A tot H&M, van Miss Etam tot Coolcat, werd tot 2005 voornamelijk in Azië en Oost-Europa gemaakt.
Maken deze landen al die kleding nog steeds, nu op 1 januari 2005 de handelsbeperkingen voor textiel en kleding zijn opgeheven? Veel minder, dat is intussen wel duidelijk. Robine van Dooren van de Universiteit Utrecht: 'Als textielproducerend land is China sterk in opkomst, vooral sinds het in 2001 lid werd van de Wereldhandelsorganisatie WTO. China heeft een enorm arbeidsreservoir, lage lonen en een hoge productiviteit. Die drie factoren zullen een sterk aanzuigende werking hebben op de textielproductie.'Ook de WTO verwacht dat de textielsector aan de vooravond staat van een enorme verschuiving van productielocaties. Miljoenen banen zullen in sommige delen van de wereld verdwijnen, elders zullen er miljoenen bij komen, voorspelt een in augustus 2004 verschenen WTO-rapport over de textielsector.
Het zoeken naar mogelijkheden om textiel en kleding steeds goedkoper te produceren gaat altijd door. Een mooi voorbeeld van hoe snel de veranderingen in deze branche zich als gevolg van dat proces voltrekken, is het Mexicaanse plaatsje La Laguna, een stoffig industriestadje vlakbij de grens met de Verenigde Staten. Van Dooren: 'In 2000 riep La Laguna zichzelf uit tot "Jeans Capital of the World". In dat jaar produceerden de gezamenlijke fabrieken in La Laguna maar liefst zo'n 6,5 miljoen spijkerbroeken per week, allemaal voor de Amerikaanse markt. Maar tegenwoordig bedraagt de productie van jeans in La Laguna amper nog de helft. Dat komt, behalve door de aanslagen van 11 september 2001 en de huidige recessie in de wereldeconomie, ook doordat een deel van de jeansproductie La Laguna alweer heeft verlaten, en zich heeft verplaatst naar verder op het Mexicaanse platteland of naar een nieuw productieland als de Dominicaanse Republiek.'
Mexicaanse textielarbeidster in La Laguna
Aanvankelijk vond de vervaardiging van spijkerbroeken en andere eenvoudig te produceren kleding vooral plaats in de middelgrote steden in Noord-Mexico, maar al snel ontdekten Mexicaanse ondernemers dat het nog goedkoper was de productie naar de dorpen op het platteland te verplaatsen. De lonen lagen daar net iets lager en ook was er nauwelijks controle op milieueisen - zo die er al waren - overuren, kinderarbeid en het afnemen van een zwangerschapstest bij de werkneemsters. Van Dooren: 'Voor de dorpen was de komst van de textiel een uitkomst. Grote delen van Noord-Mexico zijn aan het verwoestijnen, waardoor het steeds moeilijker wordt van de landbouw te leven. Nu zie je in veel dorpen vaak een grote hal staan voor honderd tot soms duizend werknemers, voor dat gebied belangrijke werkgelegenheid.'
Het kan echter opeens afgelopen zijn met die werkgelegenheid, ontdekten de Utrechtse promovendi. Smakman: 'In ontwikkelingslanden kan een bedrijf heel gemakkelijk de productielijn inpakken en in een goedkoper land weer neerzetten. Dat lukt niet in westerse landen, waar bedrijven bepaalde garanties moeten geven inzake arbeidszekerheid.' Foot loose is een term uit de economie waarmee een sector wordt aangeduid die gemakkelijk van locatie verandert, zoals de textielproductie. Als ergens anders de productiekosten lager liggen, dan worden de machines op een truck geladen en/of verscheept naar een land waar de lonen nóg lager zijn. In zo'n land wordt vervolgens een grote hal gehuurd waarin de machines weer worden opgesteld, waarna er onder de plaatselijke bevolking personeel wordt geworven. Veel kennis en scholing hoeft dat personeel niet te hebben. Vaak hoeft een werknemer slechts één onderdeel van het productieproces te beheersen, bijvoorbeeld het vastnaaien van een rits of het aanzetten van knopen. 'In Singapore wordt nauwelijks nog geproduceerd; de lonen zijn er te hoog. Om te overleven hebben veel producenten de productie uitbesteed aan landen als Bangladesh en China, waar een overvloed is aan arbeidskrachten. Zo kan het gebeuren dat een broek in de winkel weliswaar het label "Made in Singapore" draagt, terwijl de broek alleen is ingepakt in Singapore. De rest van de productieketen speelde zich elders af: de stof is, bijvoorbeeld, gestikt in Bangladesh, de knopen zijn er in China opgezet, en de broek is gewassen in Maleisië.'
kledingfabriek in China Hoogstwaarschijnlijk zal de spijkerbroekenhoofdstad van de wereld binnenkort ergens op het Chinese platteland te vinden zijn.
|