De Omajjaden

Hoewel kalief Uthman van de Omajjadenstam is, laat men het tijdperk van de Omajjaden-kaliefen in 661 beginnen, na de dood van Ali. De eerste Omajjaden-kalief was Moe’awija. De standplaats van deze kalief en zijn opvolgers was Damascus, nu de hoofdstad van Syrië. Onder hun bewind breidde het rijk zich uit tot aan de Atlantische Oceaan en de Pyreneeën en tot de Indus en de westelijke grenzen van China.
Uit de regeerperiode van Moe’awija, dit tot 680 duurde, stammen de termen soenniet en sji’iet. Niet iedereen in het rijk wilde zijn gezag erkennen. Sommige onderdanen wilden dat de oudste zoon van Ali, Hasan de kalief zou worden. Die werden Sji’at Ali genoemd. Van die naam is het woord sji’iet afgeleid. Mensen die Moe’awija als kalief erkenden werden soennieten genoemd. Toen Hasan op last van Moe’awija uit de weg was geruimd, wilden Ali’s aanhangers dat Hoessein, de andere zoon van Ali kalief zou worden. De ruzie tussen de aanhangers van Moe’awija en van Ali liep uit op oorlog. In 680 vond de Slag van Karbala plaats (een stad die nu in Irak ligt). Bij die veldslag vond Hoessein de dood. Sindsdien wordt hij door sji’ieten als martelaar vereerd.
Hoewel de ruzie tussen de aanhangers van Moe’awija en van Ali anders doen vermoeden, kende het Omajjaden-rijk godsdienstvrijheid. Je mocht soenniet of sji’iet zijn of een andere godsdienst aanhangen. Wel was het voor je carrière beter om moslim te zijn. Moslims kregen makkelijker een goedbetaalde baan bij de overheid of in de handel dan niet-moslims. Joden en christenen bekeerden zich tot de islam om hogerop te komen.
Ook kwamen cultuur en bouwkunst tot bloei. Kalief Abd al-Malik, die van 685 tot 710 regeerde, maakte Arabisch de officiële taal van het rijk. Ook lieten hij en zijn opvolgers prachtige moskeeën bouwen, bijvoorbeeld Ummayadmoskee in Damascus (foto hierboven) en de al-Aksamoskee in Jeruzalem. Beroemd zijn de djami’s die Omajjaden-kaliefen lieten bouwen, moskeeën waar een groot aantal moslims tegelijk elke vrijdag kunnen bidden. Voor het bouwen van moskeeën en ook kastelen huurden de kaliefen vaak Perzische en christelijke architecten in.
De Grote Moskee van Sidi-Uqba in Kairouan, in het huidige Tunesië
Vanaf 740 groeide er verzet tegen het bewind van de kalief. Hij leefde met zijn hofhouding in grote weelde. Dat was een doorn in het oog van moslim-burgers. Die geloofden dat alle mensen aan elkaar gelijk zijn. Dat had Mohammed immers toch verkondigd? Ze hielden geweldloze protesten tegen de leefstijl van de kalief en zijn hofhouding. Perzen en andere niet-Arabieren kwamen in verzet tegen de kalief omdat ze zich als niet-Arabier achtergesteld voelden door de Arabische machthebbers. In 747 kwam het in de provincie Khorasan (nu in Iran) tot een opstand tegen kalief Marwan II ibn Muhammad. Die opstand werd geleid door Ibrahim de Iman, een lid van de Abbasiden-stam en de achterkleinzoon van Abbas, een oom van Mohammed. De kalief nam Ibrahim de Imam gevangen. Diens broer Abu-Abbas al-Saffah nam de leiding over van de opstand. Drie jaar later versloeg het leger van al-Saffah dat van de kalief tijdens de Slag bij de Zab, vlakbij de stad Koefa. Abu-Abbas werd de eerste kalief van het Abbasiden-rijk.
De nieuwe kalief liet alle familieleden van zijn voorganger opsporen en heeft ze allemaal, op één na, laten vermoorden. Daarmee wilde hij voorkomen dat één van hen hem zou verdrijven en zelf kalief zou worden. Eén familielid, prins Abd al-Rahman, wist te ontkomen en naar het westen te vluchten, waar hij in Noord-Marokko terecht kon bij zijn familie. Vanuit Marokko maakte hij de oversteek naar Spanje. In al-Andaluz waren Berbers in opstand gekomen tegen de Arabieren. Abd al-Rahman was, met een achtergrond die zowel Arabisch als Berbers was, de geschikte leider om de partijen samen brengen in het emiraat van Córdoba. Hij bouwde onder andere in 785 het begin van de moskee van Córdoba, op de plaats van een oude Romeinse tempel.