Nederlandse betrekkingen met islamitische landen
Vanaf de 16e eeuw heeft Nederland regelmatig handels- en andere contacten gehad met islamitische landen. Oude en nieuwe sporen van deze contacten zijn nog steeds in het dagelijks leven in Nederland terug te vinden.
Het Ottomaanse rijk
In 1568 brak in Nederland de Tachtigjarige Oorlog uit. In die oorlog vocht Nederland tegen Spanje om zelfstandig te worden. Ook het Ottomaanse rijk voerde oorlog tegen Spanje. De Nederlandse Geuzen zagen het Ottomaanse rijk als een mogelijke bondgenoot tegen de Spaanse vijanden. Vandaar de strijdleuze “Liever Turks dan paaps”. Turks stond voor het Ottomaanse rijk of 'de Ottomanen', paaps voor rooms-katholiek (en aanhanger van de Spaanse regering). De leuze kwam voort uit het verlangen onder protestanten naar verdraagzaamheid tussen aanhangers van verschillende godsdiensten. Zelf hadden ze geen vrijheid van godsdienst en werden ze vaak vervolgd door de rooms-katholieke kerk. In het Ottomaanse rijk daarentegen bestond een zekere mate van godsdienstvrijheid.
Ook de Nederlandse regering meende dat het Ottomaanse rijk een bondgenoot kon worden in de oorlog tegen Spanje. In 1610 legde ze de eerste contacten met de Ottomaanse regering. Twee jaar later opende Nederland een diplomatieke post in Istanbul die geleid werd door Cornelis Haga (1578-1654). De vriendschap was wederkerig. De Ottomaanse regering meende van haar kant dat Nederland een goede bondgenoot zou kunnen worden tegen Spanje.
Nederland dreef al handel met de Ottomanen. Na het stichten van de diplomatieke post in Istanbul werd de handel uitgebreid. In enkele belangrijke handelssteden in het Ottomaanse rijk, Smyrna bijvoorbeeld (nu Izmir), ontstonden Nederlandse handelsgemeenschappen. De Nederlandse diplomatieke post in Istanbul groeide uit tot een echte ambassade. Haga leidde de ambassade tot 1639.
Na het einde van de Tachtigjarige Oorlog in 1648 bleef Nederland handel drijven met het Ottomaanse rijk en leerden de Nederlanders verschillende nieuwe producten kennen. Denk bijvoorbeeld aan de tulp, een bloem die in het wild groeit in Turkije, Syrië, Iran en delen van Azië. Tussen 1554 en 1562 reisde de Nederlander Ogier Ghislain de Busbecq naar Istanbul. Daar leerde hij de bloem kennen. Hij bracht tulpenbollen naar Wenen. Carolus Clusius, een vriend van hem, bracht op zijn beurt tulpenbollen naar Nederland. Ook maakte Nederland dankzij de Busbecq kennis met de sering en de kastanje.
Beroemd in Nederland werden de Ottomaanse tapijten. Die waren zó kostbaar dat Nederlandse kopers er niet overheen wilden lopen. Die legden de dure tapijten op tafels en kasten. Zo ontstond in Nederland het gebruik om tapijten op tafeltjes te leggen.
Naast producten uit het Ottomaanse rijk raakten ook Turkse woorden in Nederland bekend zoals 'tulband', 'karavaan' en 'sorbet'.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog hadden Nederlanders vaak ontzag en bewondering voor het Ottomaanse rijk. Na de oorlog maakten die bewondering en dat ontzag plaats voor vrees. Dat was vooral te merken na de belegering van Wenen door Ottomaanse troepen in 1683. Bij veel Nederlanders ontstond het idee dat alle Turken onbeschaafd, wreed en nors waren.
In 1914 verbrak het Ottomaanse rijk zijn betrekkingen met Nederland. Ze werden na de Eerste Wereldoorlog niet meer hersteld want het Ottomaanse rijk hield in 1920 op te bestaan.
Turkije
Wel kon Nederland een relatie opbouwen met Turkije. Om te beginnen erkende Nederland Turkije in 1924. Daarna heeft er altijd een vriendschapsband en een handelsrelatie tussen beide landen bestaan. Ook op andere manieren werkte en werkt Nederland samen met Turkije.
Turkse gastarbeiders in Almelo, begin jaren '70 (links). Toenmalig premier Balkenende met de Turkse Premier Erdogan en zijn toenmalige minister van buitenlandse zaken Gül (rechts).
Van 1965 tot in de jaren ‘70 wierven Nederlandse bedrijven arbeiders in Turkije om te werken in Nederlandse fabrieken. In de beginjaren keerden deze 'gastarbeiders' na verloop van tijd naar Turkije terug. Gaandeweg bleven meer en meer Turkse arbeiders in Nederland wonen en lieten hun familieleden overkomen.
Nederland werkte, en werkt nog steeds via de Europese Unie samen met Turkije als handelspartner. In 1963 sloot de Europese Economische Gemeenschap, de voorloper van de Europese Unie, een uitgebreid handelsverdrag met Turkije. Dat verdrag is nog steeds van kracht. Turkije is kandidaat-lid van de EU. Over dat lidmaatschap wordt binnen de landen van de EU fel gediscussieerd. Op dit moment is onduidelijk wanneer Turkije tot de EU zal toetreden.
Ten slotte zijn Turkije en Nederland allebei lid van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie of kortweg NAVO.
Marokko
In 1605 begon Nederland voor het eerst samen te werken met Marokko. De Nederlandse regering stuurde toen een gezant naar het hof van de Marokkaanse sultan (= koning). Daarna dreef Nederland handel met Marokko. Tevens kocht de Nederlandse regering slaven vrij. Het ging om christelijke zeelieden die door piraten gevangen waren genomen bij de Noord-Afrikaanse kust en in Marokko tot slaaf waren gemaakt.
Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) hielpen Marokkaanse soldaten Nederland te bevrijden van de Duitse bezetting. Ze vochten in Zeeland samen met de Canadezen en Amerikanen tegen de Duitse troepen.
Rond 1950 werd Marokko opnieuw handelspartner van Nederland. Nederland voerde onder meer fruit en kleding uit Marokko in en exporteerde machines en voertuigen. Net als in Turkije werden in de '60er en '70er jaren door Nederlandse bedrijven arbeidskrachten geworven in Marokko. En net als hun Turkse collega's keerden ze aanvankelijk terug. Later besloten meer en meer Marokkaanse arbeiders hier te blijven en hun familie over te laten komen.
In 2000, ten slotte, sloot Nederland samen met de andere landen van de Europese Unie een omvangrijk handelsverdrag met Marokko.